Edward van de Vendel

Leestips • Kinder en jeugd

Van Rotta tot Roffa

Natuurlijk krijgen we de meeste kinderboeken die gepubliceerd worden ook echt te zien; we kopen of lenen ze en nemen zo kennis van hun inhoud. Maar er is een klein stapeltje aan schaduwkinderboeken dat we nooit onder ogen krijgen. Dat zijn de boeken die in opdracht geschreven worden en niet bestemd zijn voor 'de markt'. Soms is dat jammer en in het geval van Van Rotta tot Roffa is dat extreem jammer.

Jan Paul Schutten en Floor Rieder maakten dit boek over Rotterdam in opdracht van het Historisch Genootschap Roterodamum, ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan. Het werd uitgedeeld onder zevendegroepers in Rotterdam. Leuk voor hen, maar ook wat ik zei: extreem jammer voor ons. Want het is werkelijk een voorbeeld geworden van hoe je zo'n boek maakt. In een geweldige vormgeving van Beukers Scholma en onder concept en redactie van Matthijs Dicke schreef Jan Paul Schutten en tekende Floor Rieder twintig gave hoofdstukken, die steeds een helder stramien volgen: eerst een brede getekende spread van Rieder, dan een geinige introductie in de vorm van een gesprekje tussen Ari en Mo, de twee kinderen die ons door dit boek leiden, dan een extra (vaak heel grappige) opmerking door Ketel, de meeuw die ons óók door dit boek leidt, en dan een stuk of vier bladzijden over het onderwerp. Maar die vier pagina's zijn steeds weer verrassend en nergens saai. Schutten haalt er precies de feitjes aan die blijven hangen, of hij verpakt de informatie in een geinig rijtje, in een vrolijke tijdlijn of in een aansprekende vorm (zoals bv. een reclametekst). Floor Rieder volgt hem op de voet en voegt er haar eigen humor én helderheid aan toe. Het hele boek sprankelt en je rotterdamse-metroot door het boek heen. Na afloop wil je de Van Nellefabriek bekijken, of de Laurenskerk, je wilt De Hef gaan zien, of het Witte Huis. Je snapt waarom en hoe de Rotterdamse wijknamen zijn ontstaan en je begrijpt hoe je burgemeester kunt worden.

O, over die burgemeester: aan dat hoofdstuk kun je goed zien hoe vrolijk Jan Paul Schutten te werk ging. De kop is 'Drie extreem belangrijke vragen over het burgemeesterschap' - dan verwacht je heel wat gewichtigheid. Maar dan zijn die drie vragen vervolgens: 'Kan een ruimtewezen burgemeester worden?', 'Mag je het stadhuis paars verven als je burgemeester bent' en 'Als je een dolfijn als huisdier hebt, mag je die dan meenemen naar het stadhuis'?

Er valt nog veel meer aanprijzends over te zeggen (zoals hoe de makers zich bewust zijn van de door de geschiedenis veroorzaakte ondervertegenwoordiging van vrouwen of mensen met een andere culturele achtergrond, en daar dan ook op verschillende plekken aandacht aan besteden), maar laat ik volstaan met: als dit boek wél een handelseditie had, dan wist ik al wie er een Griffel en een Penseel in de categorie non-fictie zouden winnen.