Edward van de Vendel

Leestips • Queer

De wateraap

De wateraap, het debuut van Mariken Heitman, is een boek dat naar aarde ruikt. Vochtige aarde. Of dat, terwijl je het leest, uitbot en staken met paarsgroene peulen eraan ontwikkelt. Het is een boek waarin een dode vos ligt, opgekruld, waarin dronken fruitvliegjes om je hoofd wentelen, waarin een paard met druppels in zijn baardharen van bovenaf naar je kijkt.

De wateraap is een boek dat zeldzaam zintuiglijk zijn verhaal vertelt. Het gaat over Elke, een jonge vrouw die zich nog niet in een verliefdheid verloren heeft en niet goed weet wie ze is: man of vrouw, water- of landmens. Ze is gefascineerd door de wateraap: een wezen dat misschien bestaan heeft, dat zowel op het droge als in de zee kon leven en dat misschien de miljoenen jaren die we in de evolutie van de mens niet kunnen verklaren opvult.

Elke verblijft vaak bij haar oudtante Ko, op het platteland. Ze helpt haar in de tuin, totdat Elke plotseling naar Wenen vertrekt om daar de wetenschapper die ze bewondert op te zoeken: Lena. Die schreef een boek over de wateraap, en op haar raakt Elke verliefd. Zo zintuiglijk als Mariken Heitman over planten en dieren schrijft, doet ze dat ook over de liefde. Zo ziet Elke haar Lena onder de douche staan, na een lichamelijke nacht:
 ‘Ze pakte zeep en delen van haar lijf verdwenen in schuim en stoom. Dus volgde mijn blik de weg van het water langs haar blanke huid. Eerst haar hals, waar een paar natte krullen in plakten, haar schouders die breed en rond waren, haar decolleté en dan toch, haar borsten, die zwaar en zacht waren. Nonchalant ook, ondanks de ruimte die ze innamen. Haar tepels, die wel wisten van vannacht.’

De wateraap is een roman die je, als je hem langzaam leest, in een film neerzet. Beeld na beeld verschijnt, en hoezeer de vertelling ook over dolen en doodgaan wil gaan, na afloop voel je vooral: dit ongewone debuut bloeit.