Edward van de Vendel

Leestips • Queer

De tovenaar

Colm Tóibín, een van de grootste Engelstalige schrijvers van dit moment, zou best eens een serieuze Nobelprijskandidaat kunnen zijn. Zijn laatste boek, De tovenaar, zal de kans op zo'n bekroning zeker niet verkleinen. Na eerder al een roman gebaseerd op de biografie van Henry James te hebben aflegeverd, De meester, en na prachitge boeken als Het lichtschip van Blackwater en Brooklyn, koos Tóibín nu voor een ruime vertelling die gebaseerd is op het leven van Thomas Mann. We maken hem van geboorte tot dood mee, van de Eerste naar de Tweede Wereldoorlog, van Duitsland naar Zwitserland naar de Verenigde Staten en weer terug, en als vader en schrijver en man met een geheim.

Dar geheim is, volgens Tóibín (en niet alleen volgens hem, zo'n geheim is het nu ook weer niet), dat Mann homoseksueel was en er in zijn leven diverse jongensbewonderingen op na hield, min of meer met medeweten van Katia, zijn vrouw. De episodes over de jonge mannen die Thomas tegenkomt horen bij de mooiste van de roman, maar indruk maakt ook de worsteling van Thomas om zich wel of niet uit te spreken in heftige politieke tijden en het lamgeslagen verdriet van zowel Thomas als Katia als zoon Klaus uiteindelijk, na veel wilde jaren, het leven niet meer aankan.

Sowieso is Thomas' verhouding tot zijn kinderen een belangrijke as uit de vertelling. Je leert door de ruimte die Tóibín neemt dus niet alleen de ouders, maar ook Erika, Klaus, Golo en de anderen kennen (hoewel een nieuwe Tóibínroman gebaseerd op de biografie van Klaus Mann een geweldig idee zou zijn). Bovendien leest deze roman magnifiek - en zet ook aan tot het lezen van de Manns.